terugverdienen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van terugverdienen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugverdienen | terug te verdienen | ||||||||
toekomend | zullen terugverdienen terug zullen verdienen |
te zullen terugverdienen terug te zullen verdienen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben terugverdiend | te hebben terugverdiend | ||||||||
toekomend | terugverdiend zullen hebben | terugverdiend te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
terugverdienend | terugverdiend | ev. verdien terug |
mv. verouderd verdient terug |
verdiene terug (bijzin) terugverdiene | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | verdien terug | verdient terug | verdient terug | verdient terug | verdient terug | verdienen terug | verdienen terug | verdienen terug | |||
verleden (o.v.t.) | verdiende terug | verdiende terug | verdiende terug | verdiende terug | verdiende terug | verdienden terug | verdienden terug | verdienden terug | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugverdienen | zult/zal terugverdienen | zult/zal terugverdienen | zult terugverdienen | zal terugverdienen | zullen terugverdienen | zullen terugverdienen | zullen terugverdienen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugverdienen | zou terugverdienen | zou(dt) terugverdienen | zoudt terugverdienen | zou terugverdienen | zouden terugverdienen | zouden terugverdienen | zouden terugverdienen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | terugverdien | terugverdient | terugverdient | terugverdient | terugverdient | terugverdienen | terugverdienen | terugverdienen | |||
verleden (o.v.t.) | terugverdiende | terugverdiende | terugverdiende | terugverdiende | terugverdiende | terugverdienden | terugverdienden | terugverdienden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugverdienen terug zal verdienen |
zult/zal terugverdienen terug zult/zal verdienen |
zult/zal terugverdienen terug zult/zal verdienen |
zult terugverdienen terug zult verdienen |
zal terugverdienen terug zal verdienen |
zullen terugverdienen terug zullen verdienen |
zullen terugverdienen terug zullen verdienen |
zullen terugverdienen terug zullen verdienen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugverdienen terug zou verdienen |
zou terugverdienen terug zou verdienen |
zou(dt) terugverdienen terug zou(dt) verdienen |
zoudt terugverdienen terug zoudt verdienen |
zou terugverdienen terug zou verdienen |
zouden terugverdienen terug zouden verdienen |
zouden terugverdienen terug zouden verdienen |
zouden terugverdienen terug zouden verdienen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb terugverdiend | hebt terugverdiend | hebt/heeft terugverdiend | hebt terugverdiend | heeft terugverdiend | hebben terugverdiend | hebben terugverdiend | hebben terugverdiend | |||
verleden (v.v.t.) | had terugverdiend | had terugverdiend | had terugverdiend | hadt terugverdiend | had terugverdiend | hadden terugverdiend | hadden terugverdiend | hadden terugverdiend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal terugverdiend hebben | zal/zult terugverdiend hebben | zult/zal terugverdiend hebben | zult terugverdiend hebben | zal terugverdiend hebben | zullen terugverdiend hebben | zullen terugverdiend hebben | zullen terugverdiend hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou terugverdiend hebben | zou terugverdiend hebben | zou/zoudt terugverdiend hebben | zoudt terugverdiend hebben | zou terugverdiend hebben | zouden terugverdiend hebben | zouden terugverdiend hebben | zouden terugverdiend hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm terugverdiend worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt terugverdiend | er is terugverdiend | |||||||||
verleden | er werd terugverdiend | er was terugverdiend | |||||||||
toekomend | er zal terugverdiend worden | er zal terugverdiend zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou terugverdiend worden | er zou terugverdiend zijn | |||||||||
lijdende vorm terugverdiend worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugverdiend worden | terugverdiend te worden | ||||||||
toekomend | terugverdiend zullen worden | terugverdiend te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | terugverdiend zijn | terugverdiend te zijn | ||||||||
toekomend | terugverdiend zullen zijn | terugverdiend te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | — | — | — | — | wordt terugverdiend | — | — | worden terugverdiend | |||
verleden (o.v.t.) | — | — | — | — | werd terugverdiend | — | — | werden terugverdiend | |||
toekomend (o.t.t.t.) | — | — | — | — | zal terugverdiend worden | — | — | zullen terugverdiend worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | — | — | — | — | zou terugverdiend worden | — | — | zouden terugverdiend worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | — | — | — | — | is terugverdiend | — | — | zijn terugverdiend | |||
verleden (v.v.t.) | — | — | — | — | was terugverdiend | — | — | waren terugverdiend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | — | — | — | — | zal terugverdiend zijn | — | — | zullen terugverdiend zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | — | — | — | — | zou terugverdiend zijn | — | — | zouden terugverdiend zijn |