terugeisen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van terugeisen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugeisen | terug te eisen | ||||||
toekomend | zullen terugeisen terug zullen eisen |
te zullen terugeisen terug te zullen eisen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben teruggeëist | te hebben teruggeëist | ||||||
toekomend | teruggeëist zullen hebben | teruggeëist te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
terugeisend | teruggeëist | ev. eis terug |
mv. verouderd eist terug |
eise terug (bijzin) terugeise | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | eis terug | eist terug | eist terug | eist terug | eist terug | eisen terug | eisen terug | eisen terug | |
verleden (o.v.t.) | eiste terug | eiste terug | eiste terug | eiste terug | eiste terug | eisten terug | eisten terug | eisten terug | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugeisen | zult/zal terugeisen | zult/zal terugeisen | zult terugeisen | zal terugeisen | zullen terugeisen | zullen terugeisen | zullen terugeisen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugeisen | zou terugeisen | zou(dt) terugeisen | zoudt terugeisen | zou terugeisen | zouden terugeisen | zouden terugeisen | zouden terugeisen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | terugeis | terugeist | terugeist | terugeist | terugeist | terugeisen | terugeisen | terugeisen | |
verleden (o.v.t.) | terugeiste | terugeiste | terugeiste | terugeiste | terugeiste | terugeisten | terugeisten | terugeisten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugeisen terug zal eisen |
zult/zal terugeisen terug zult/zal eisen |
zult/zal terugeisen terug zult/zal eisen |
zult terugeisen terug zult eisen |
zal terugeisen terug zal eisen |
zullen terugeisen terug zullen eisen |
zullen terugeisen terug zullen eisen |
zullen terugeisen terug zullen eisen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugeisen terug zou eisen |
zou terugeisen terug zou eisen |
zou(dt) terugeisen terug zou(dt) eisen |
zoudt terugeisen terug zoudt eisen |
zou terugeisen terug zou eisen |
zouden terugeisen terug zouden eisen |
zouden terugeisen terug zouden eisen |
zouden terugeisen terug zouden eisen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb teruggeëist | hebt teruggeëist | hebt/heeft teruggeëist | hebt teruggeëist | heeft teruggeëist | hebben teruggeëist | hebben teruggeëist | hebben teruggeëist | |
verleden (v.v.t.) | had teruggeëist | had teruggeëist | had teruggeëist | hadt teruggeëist | had teruggeëist | hadden teruggeëist | hadden teruggeëist | hadden teruggeëist | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggeëist hebben | zal/zult teruggeëist hebben | zult/zal teruggeëist hebben | zult teruggeëist hebben | zal teruggeëist hebben | zullen teruggeëist hebben | zullen teruggeëist hebben | zullen teruggeëist hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggeëist hebben | zou teruggeëist hebben | zou/zoudt teruggeëist hebben | zoudt teruggeëist hebben | zou teruggeëist hebben | zouden teruggeëist hebben | zouden teruggeëist hebben | zouden teruggeëist hebben |