tappen
- tap·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tappen |
tapte |
getapt |
zwak -t | volledig |
tappen overgankelijk
- (techniek) vloeistof uit een vat of leidingbuis, in een glas, kan, emmer etc. laten stromen
- Kan ik hier een jerrycan water tappen?
- (techniek) met een draadtap binnenschroefdraad snijden
- Gebruik bij het tappen van schroefdraad in aluminium, wat spiritus als smeermiddel.
- (horeca), (drinken) een drank (meestal bier) inschenken vanuit een tap [7]
- Bier tappen.
- [1] aftappen
- [1] overhevelen, pompen, schenken, tanken, uitschenken
- [2] draadsnijden
- Uit een ander vaatje tappen
Iets op een andere manier dan voorheen aanpakken; ineens een heel andere toon aanslaan in een discussie
de tappen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord tap
- Het woord tappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tappen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be