aftappen
- af·tap·pen
- samenstelling van af bw en tappen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aftappen |
tapte af |
afgetapt |
zwak -t | volledig |
aftappen
- overgankelijk ergens iets van afnemen, gewoonlijk een vloeistof
- Het aftappen van het bloed ging pijnloos.
- overgankelijk, (telecommunicatie) door middel van het plaatsen van afluisterapparatuur informatie verkrijgen uit gesprekken die andere mensen voeren
- Het gesprek werd stiekem afgetapt.
- Het woord aftappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aftappen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be