tanen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ta·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tanen |
taande |
getaand |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
- onovergankelijk verzwakken, afnemen, slinken, verflauwen, verminderen, aflopen
- De roem taant.
- overgankelijk, (materiaalkunde) in taan koken om het duurzamer te maken, leerlooien, looien
- overgankelijk vaalgeel/bruin kleuren
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. verzwakken, afnemen, slinken, verflauwen, verminderen, aflopen
Gangbaarheid
- Het woord tanen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tanen" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "tanen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tanen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be