decrecer
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- de·cre·cer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
decrecer |
decrecía |
decrecido |
volledig |
Werkwoord
decrecer
- onovergankelijk verminderen, afnemen, achteruitgaan
- dalen, minder worden
- zakken (van waterpeil)