tøyle

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈtœjlə /

Woordafbreking

• tøy·le

Woordherkomst en -opbouw

• Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord tygill

Naar frequentie	28778

vervoeging
onbepaalde wijs	tøyle
tegenwoordige tijd	tøyler
verleden tijd	tøyla tøylet
voltooid deelwoord	tøyla tøylet
onvoltooid deelwoord	tøylende
lijdende vorm	tøyles
gebiedende wijs	tøyl
vervoegingsklasse	Klasse 1 zwak
opmerking

Werkwoord

tøyle

1. overgankelijk, (landbouw), (paardrijden) beteugelen, intomen, in bedwang houden, in toom houden
2. overgankelijk, (figuurlijk) intomen, in bedwang houden

Synoniemen

• [1]: grime
• [1-2]: bisle
• [2]: beherske
• [2]: kontrollere
• [2]: styre
• [2]: temme

Opmerkingen

• [1-2]: Nynorsk: tøyme

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	tøyle	tøylen	tøyler	tøylene
genitief	tøyles	tøylens	tøylers	tøylenes

Zelfstandig naamwoord

tøyle, m

1. (landbouw), (paardrijden) leidsel, teugel