intomen
- in·to·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
intomen |
toomde in |
ingetoomd |
zwak -d | volledig |
intomen
- overgankelijk bedwingen, doen matigen van (heftige) emoties
- De bureaucratie had de macht van de bevelhebbers ingetoomd.
- De spreker probeerde het enthousiasme van het publiek wat in te tomen.
- in toom houden
- Het woord intomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "intomen" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be