• symp·toom
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(ziekte)verschijnsel’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'pī́ptein' (vallen) met het voorvoegsel syn- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord symptoom symptomen
verkleinwoord symptoompje symptoompjes

het symptoomo

  1. (medisch) ziekteverschijnsel
    • De eerste symptomen komen bij sommige ziekten pas jaren na de besmetting. 
  2. verschijnsel waaraan men iets herkent
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]