surfplank
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- surf·plank
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van surf ww en plank
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | surfplank | surfplanken |
verkleinwoord | surfplankje | surfplankjes |
Zelfstandig naamwoord
- (sport) een plank waarop men surft
Synoniemen
Vertalingen
1. een plank waarop men surft
Gangbaarheid
- Het woord surfplank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "surfplank" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be