• su·per·no·va
  • In de betekenis van ‘ster die met grote helderheid explodeert’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
  • Afgeleid van nova met het voorvoegsel super-
enkelvoud meervoud
naamwoord supernova supernovae
supernova's
verkleinwoord supernovaatje supernovaatjes

de supernovav

  1. (astronomie) het verschijnsel waarbij een ster op spectaculaire wijze explodeert
93 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]


  • su·per·no·va
enkelvoud meervoud
supernova supernovas/supernovae

supernova

  1. (astronomie) supernova


enkelvoud meervoud
supernova supernovas

supernova v

  1. (natuurkunde) supernova