steenmannetje
  • steen·man·ne·tje
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord steenmannetje steenmannetjes

het steenmannetjeo

  1. dim. tant. visueel baken in de bergen om zich te kunnen oriënteren
  2. dim. tant. stapel stenen
    • Het eten verberg ik op flinke afstand van de tent tussen een stel stenen, die ik als een steenmannetje markeer. [1]