Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • steen·hoop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord steenhoop steenhopen
verkleinwoord steenhoopje steenhoopjes

Zelfstandig naamwoord

de steenhoopm

  1. een opstapeling van stenen
  2. steengraf, cairn, dolmen
  3. steenmannetje, een visueel baken in de bergen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be