stanse
- stan·se
- Werkwoord [A]: Afkomstig van het Duitse werkwoord stanzen
- Werkwoord [B]: Afkomstig van het verouderde Noorse werkwoord stande (= stilstaan)
- Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Stanze
Naar frequentie | 1862 |
---|
[A] stanse
- overgankelijk (iets of iemand) stoppen
- «Politiet stanset 15 år gammel sjåfør.»
- De politie stopte een 15 jaar oude autobestuurder.
- «Politiet stanset 15 år gammel sjåfør.»
- onovergankelijk (zelf) stoppen
- «Bussen stanset ved holdeplassen.»
- De bus stopte bij de bushalte.
- «Bussen stanset ved holdeplassen.»
- onovergankelijk sluiten
- onovergankelijk stopzetten
- «Banken stanset alle utbetalinger.»
- De bank zette alle uitbetalingen stop.
- «Banken stanset alle utbetalinger.»
- [1]: bråstanse
- [1]: tverrstanse
- [2]: stanse opp
- [1]: stanse en maskin
een machine stoppen
- [3]: stanse en drift
een bedrijf sluiten
[B] stanse
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stanse | stansen | stanser | stansene |
genitief | stanses | stansens | stansers | stansenes |
stanse, m
- stan·se
- Werkwoord [A]: Afkomstig van het Duitse werkwoord stanzen.
- Werkwoord [B]: Afkomstig van het Middelnoorse werkwoord "stanza", dat van het Nynorske werkwoord stå komt, dat weer van het Oudnoorse werkwoord standa komt
- Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Stanze
[A] stanse
- overgankelijk (iets of iemand) stoppen
- «Politiet stansa to nakne menn på ein sykkel.»
- De politie stopte twee naakte mannen op een fiets.
- «Politiet stansa to nakne menn på ein sykkel.»
- onovergankelijk (zelf) stoppen
- «Bussen stansa på haldeplassen.»
- De bus stopte bij de bushalte.
- «Bussen stansa på haldeplassen.»
- onovergankelijk stopzetten
- «Banken stansar alle utbetalingar.»
- De bank zet alle uitbetalingen stop.
- «Banken stansar alle utbetalingar.»
- [1-2]: stogge
- [1]: bråstanse
- [1]: tverrstanse
- [2]: stanse opp
- [1]: stanse ein maskin
een machine stoppen
[B] stanse
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stanse | stansa | stanser | stansene |
stanse, v