• stan·sen
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘uit metaal slaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1909 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stansen
stanste
gestanst
zwak -t volledig

stansen

  1. overgankelijk iets uit plaatmateriaal (metaal, rubber, leer etc.) slaan of daarin aanbrengen met een snijdende stempel
74 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[2]


  • stan·sen
Naar frequentie 121828

stansen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van stanse