stansen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stan·sen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘uit metaal slaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1909 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stansen |
stanste |
gestanst |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
stansen
- overgankelijk iets uit plaatmateriaal (metaal, rubber, leer etc.) slaan of daarin aanbrengen met een snijdende stempel
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen
1. iets uit plaatmateriaal (metaal, rubber, leer etc.) slaan of daarin aanbrengen met een snijdende stempel
Gangbaarheid
- Het woord stansen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stansen" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "stansen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- stan·sen
Naar frequentie | 121828 |
---|
Zelfstandig naamwoord
stansen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van stanse