• sta·len
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen stalen

stalen

  1. van staal vervaardigd
    • Er moest een stalen plaat op gelast worden. 

de stalenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord staal
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stalen
staalde
gestaald
zwak -d volledig

stalen

  1. overgankelijk hard, sterk maken
    • De sport staalt het lichaam, scherpt den geest en leidt tot soberheid en matigheid. [4]
vervoeging van
stelen

stalen

  1. meervoud verleden tijd van stelen
    • Wij stalen. 
    • Jullie stalen. 
    • Zij stalen. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]
  1. stalen op website: Etymologiebank.nl
  2. stalen op website: Etymologiebank.nl
  3. stalen op website: Etymologiebank.nl
  4. SDAP'er Jan Schaper tijdens een Tweede Kamervergadering op 5 mei 1925
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be