templar
enkelvoud | meervoud |
---|---|
templar | templars |
templar
- tempelier (persoon)
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
templar |
templaba |
templado |
volledig |
templar
- vluchten, ervandoor gaan
- matigen, temperen, verzachten, afzwakken
- (muziek), stemmen
- (techniek), vastdraaien, aandraaien, vastschroeven, spannen
- (techniek), harden (van metalen)