• vast·schroe·ven

vastschroeven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vastschroeven
schroefde vast
vastgeschroefd
zwak -d volledig
  1. met schroeven vastmaken; met een draaiende beweging vastmaken
    • Met het vastschroeven van een schildje rechts naast de ingang van de Bonifatiuskerk in Lichtenvoorde heeft wethouder Henk Gerrits dinsdagavond benadrukt dat het kerkgebouw en de pastorie aan de Rapenburgsestraat gemeentelijke monumenten zijn. [2] 
    • Dit is wat er gebeurt wanneer je iets doet dat je bijna 23 jaar niet hebt gedaan. 'Interne fixatie', twitterde Axl. Hij voegde daar een filmpje aan toe van zijn arts die uitlegt dat 'interne fixatie' in Axls geval betekende het vastschroeven van zijn gebroken botjes. [3]