temperen
- tem·pe·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘matigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
temperen |
temperde |
getemperd |
zwak -d | volledig |
temperen
- overgankelijk minder krachtig maken
- Hij temperde het vuur door de klep van de schoorsteen wat dichter te doen.
- overgankelijk (metallurgie) een gestolde massa in een matig heet vuur nagloeien
- Door het pasgeblazen glas nog wat te temperen worden de inwendige spanningen verminderd.
- overgankelijk overdrachtelijk: minder hevig maken
- Beide partijen hebben hun uitspraken wat getemperd en er is duidelijk sprake van een politieke toenadering.
- Al snel duiken gezondheidsklachten op. Niet bij Van Nijen, die er nuchter in staat. 'Als het echt erg was, had de GGD wel gewaarschuwd.' Andere bewoners maken zich grote zorgen. 'Een gifwijk!', roepen ze. 'Wij gaan dood hier.' De autoriteiten proberen de onrust te temperen. Volgens de GGD blijft de uitstoot van schadelijke stoffen binnen de normen. [2]
- [1,3] matigen
- [2] afschrikken
- Het woord temperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "temperen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "temperen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ de Volkskrant Mac van Dinther9 januari 2017 Olstenaren zijn klaar met tien jaar durende bodemsanering
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be