stadhuis
- Geluid: stadhuis (hulp, bestand)
- IPA: / stɑtˈhœys / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈstɑthœʏs/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈstɑthœːs/
- (Limburg): /ˈstɑdhœːs/
- stad·huis
- samenstelling van stad en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stadhuis | stadhuizen |
verkleinwoord | stadhuisje | stadhuisjes |
het stadhuis o
- een gebouw waar de stadsdiensten gehuisvest zijn
- Veel mensen trouwen in het stadhuis.
1. een gebouw waar de stadsdiensten gehuisvest zijn
- Het woord stadhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stadhuis" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be