spul
- spul
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spul | spullen |
verkleinwoord | spulletje | spulletjes |
het spul o
- materiaal dat je niet precies kunt of wilt benoemen
- Dit is goed spul! zei de marktkoopman tegen zijn klant.
- ▸ ‘Mijn rugzak woog wel 20 kilo, en nu loopt iedereen met dat ultralichte spul.[4]
1.
- Het woord spul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spul" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ spul op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "spul" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
spul
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spul | spullen |
verkleinwoord |
spul
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spul | spullen |
verkleinwoord |
spul