• kin·der·spul
enkelvoud meervoud
naamwoord kinderspul kinderspullen
verkleinwoord

het kinderspulo [1]

  1. zaken die kinderen gebruiken; zaken gemaakt voor kinderen
     Ik keek gespannen naar Kate of ze soms haar minachting voor zulk kinderspul zou laten blijken.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915