spullen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spul·len
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
de spullen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spul
spullen
- het toebehoor van iemand
- Ik heb je spullen in de kast gezet.
- ▸ De zon was nog niet op en met mijn hoofdlamp checkte ik nog een laatste keer al mijn spullen om te zorgen dat ik niets zou vergeten.[1]
Hyponiemen
- EHBO-spullen, gymspullen, kampeerspullen, kerstspullen, keukenspullen, make-upspullen, privéspullen, schilderspullen, schoolspullen, toiletspullen, tweedehandsspullen, verfspullen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord spullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spullen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
spullen
- meervoud van spul
Veluws
Zelfstandig naamwoord
spullen
- meervoud van spul