spullen
- spul·len
de spullen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spul
de spullen mv
- het toebehoor van iemand
- Ik heb je spullen in de kast gezet.
- ▸ De zon was nog niet op en met mijn hoofdlamp checkte ik nog een laatste keer al mijn spullen om te zorgen dat ik niets zou vergeten.[1]
- ▸ "Het is dit jaar voor eerst dat we het effect zo duidelijk zien", zegt voorzitter Rachel Heijne van Kringloop Nederland. "We zien ook dat de kwaliteit van spullen gewoon echt slecht is. Het is kleding die na een paar keer wassen kapot gaat. Die kun je niet in de kringloop verkopen.[2]
- EHBO-spullen, gymspullen, kampeerspullen, kerstspullen, keukenspullen, make-upspullen, privéspullen, schilderspullen, schoolspullen, toiletspullen, tweedehandsspullen, verfspullen
- Het woord spullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spullen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Minder kleding bij de kringloop door slechte kwaliteit fast fashion” (15-10-2024), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
spullen
- meervoud van spul
spullen
- meervoud van spul