Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gym·spul·len
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - gymspullen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gymspullenmv

  1. sportkleding, benodigdheden voor het douchen na afloop en andere zaken die scholieren voor lessen in lichamelijke opvoeding naar school meenemen
    • Joris had zijn tas met gymspullen in de bus laten liggen. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be