• sprie·tig
  • afleiding van spriet met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sprietig sprietiger sprietigst
verbogen sprietige sprietigere sprietigste
partitief sprietigs sprietigers -

sprietig [1]

  1. met veel dunne uitsteeksels
    • De koers zwiept heen en weer, forse uitslagen omhoog en omlaag, vele sprietige candles, twee handen aan het stuur als je posities hebt uitstaan, er wordt nogal wat navigatievaardigheid van de beleggers gevraagd. [2] 
    • Tijdens de crisisvergadering van een paar weken geleden verscheen hij - uit het niets leek het - bij Türkiyem. Een curieuze verschijning is de 'verzorger' zeker, met zijn sprietige baard, zijn woeste leren jack en zijn haar in een kungfustaart. Een gemotoriseerde bakfiets maakte de verwarring compleet. [3] 
86 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[4]