lean
lean
- (persoon) dun [1], mager [1], tenger
- (voeding) (van vlees e.d.): mager [2], geen of weinig vet bevattend
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to lean |
he/she/it | leans |
verleden tijd | leant |
voltooid deelwoord |
leant |
onvoltooid deelwoord |
leaning |
gebiedende wijs | lean |
lean
- onovergankelijk leunen, steunen
- overgankelijk doen/laten leunen
- overgankelijk buigen [1]
vervoeging van |
---|
leer |
lean