Nederlands

 
spotvogel
Uitspraak
Woordafbreking
  • spot·vo·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spotvogel spotvogels
verkleinwoord spotvogeltje spotvogeltjes

Zelfstandig naamwoord

de spotvogelm

  1. (zangvogels) Hippolais icterina  ; een zangvogel die geluiden kan nabootsen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen