splinter
- splin·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | splinter | splinters |
verkleinwoord | splintertje | splintertjes |
de splinter m
- een kleine, langwerpige scherf met een scherpe punt dat van een voorwerp van hard materiaal is, of kan worden afgeslagen
- Overall lagen glasscherven op de weg, geen wonder dat mijn fietsband lek is, er zit vast een splinter in.
- (figuurlijk) een groep van leden die zich hebben afgesplitst van een vereniging of politieke partij, om zelfstandig verder te gaan
- Die politieke partij is een afscheiding, een splinter van de partij die nu zoveel stemmen verloor.
- spiksplinternieuw, splinterbom, splinteren, splintergroep, splintergroepering, splinternieuw, splinterpartij, splintertangetje, splintervrij, versplinteren
- De splinter in andermans oog wel zien, maar niet de balk in het eigen
over kleine fouten van een ander vallen, terwijl de eigen grote fouten niet worden gezien
1. klein puntig scherfje
vervoeging van |
---|
splinteren |
splinter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van splinteren
- Ik splinter.
- gebiedende wijs van splinteren
- Splinter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van splinteren
- Splinter je?
- Het woord splinter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "splinter" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "splinter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ splinter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
splinter