splinteren
- Geluid: splinteren (hulp, bestand)
- splin·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
splinteren |
splinterde |
gesplinterd |
zwak -d | volledig |
splinteren [2]
- onovergankelijk tot splinters breken
- onovergankelijk splinters afgeven
- spiksplinternieuw, splinterbaar, splinterbom, splintergroep, splintergroepering, splinterig, splinternieuw, splinterpartij, splintertangetje, splintervrij
- De splinter in andermans oog wel zien, maar niet de balk in het eigen
over kleine fouten van een ander vallen, terwijl de eigen grote fouten niet worden gezien
- Het woord splinteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.