spitsig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spit·sig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | spitsig | spitsiger | spitsigst |
verbogen | spitsige | spitsigere | spitsigste |
partitief | spitsigs | spitsigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
spitsig [1]
- met een scherpe punt of top
- Zoals naar de top van de Kleine Zinne, die met twee andere spitsige broertjes de Drei Zinnen (Drie Toppen) vormen. „Heus, voor het plezier maakt het niets uit of je een absolute beginner bent of een die hard. [2]
- Eentje paste niet in het rijtje. Hij was klein van stuk en graatmager. Het tweedelige pak dat hij aanhad, was veel te groot. De scherpe neus, spitsige oren en de twee scherpe voortanden deden hem niet van de apen, maar van de ratten afstammen. [3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord spitsig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spitsig" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf ROBERT VAN WEPEREN 22 sep. 2014 Genieten in de Dolomieten
- ↑ Het Parool 11 AUGUSTUS 2008 Echt in Marokko slot
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be