Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spit·sig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van spits met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen spitsig spitsiger spitsigst
verbogen spitsige spitsigere spitsigste
partitief spitsigs spitsigers -

Bijvoeglijk naamwoord

spitsig [1]

  1. met een scherpe punt of top
    • Zoals naar de top van de Kleine Zinne, die met twee andere spitsige broertjes de Drei Zinnen (Drie Toppen) vormen. „Heus, voor het plezier maakt het niets uit of je een absolute beginner bent of een die hard. [2] 
    • Eentje paste niet in het rijtje. Hij was klein van stuk en graatmager. Het tweedelige pak dat hij aanhad, was veel te groot. De scherpe neus, spitsige oren en de twee scherpe voortanden deden hem niet van de apen, maar van de ratten afstammen. [3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf ROBERT VAN WEPEREN 22 sep. 2014 Genieten in de Dolomieten
  3. Het Parool 11 AUGUSTUS 2008 Echt in Marokko slot
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be