Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sol·vent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘in staat om te betalen’ voor het eerst aangetroffen in 1476 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord solvent solvents
verkleinwoord solventje solventjes

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

solvent

  1. (scheikunde) oplosmiddel (vaak een agressieve stof)
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen solvent solventer solventst
verbogen solvente solventere solventste
partitief solvents solventers -

Bijvoeglijk naamwoord

solvent o [3]

  1. (financieel) in staat aan al zijn geldelijke verplichtingen te voldoen, in staat te betalen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
solvent solvents

Zelfstandig naamwoord

  1. (scheikunde) oplosmiddel, solvent
stellend vergrotend overtreffend
solvent - -

Bijvoeglijk naamwoord

solvent

  1. (financieel) solvent