solvent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sol·vent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘in staat om te betalen’ voor het eerst aangetroffen in 1476 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | solvent | solvents |
verkleinwoord | solventje | solventjes |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
solvent
- (scheikunde) oplosmiddel (vaak een agressieve stof)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | solvent | solventer | solventst |
verbogen | solvente | solventere | solventste |
partitief | solvents | solventers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
- (financieel) in staat aan al zijn geldelijke verplichtingen te voldoen, in staat te betalen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord solvent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "solvent" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "solvent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ solvent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
solvent | solvents |
Zelfstandig naamwoord
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
solvent | - | - |
Bijvoeglijk naamwoord
solvent