• slip·per
enkelvoud meervoud
naamwoord slipper slippers
verkleinwoord slippertje slippertjes

de slipperm [5] [6] [7]

  1. (schoeisel) licht schoeisel zonder of met open hiel
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[8]


  • slip·per
Naar frequentie 1037

slipper

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van slippe

slipper, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van slip

slipper

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van slippe


  • slip·per
Naar frequentie 789

slipper

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van slippe

slipper

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van slipp