Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slip·per·tje
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slippertje slippertjes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het slippertjeo dim. tant.

  1. (seksualiteit) kortstondig overspel

Zelfstandig naamwoord

het slippertjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord slipper

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen