Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
slight slights
vervoeging
onbepaalde wijs to  slight 
he/she/it  slights 
verleden tijd  slighted 
voltooid
deelwoord
 slighted 
onvoltooid
deelwoord
 slighting 
gebiedende wijs  slight 

Zelfstandig naamwoord

slight

  1. geringschatting, kleinering

Werkwoord

slight

  1. overgankelijk geringschatten, kleineren
  2. overgankelijk veronachtzamen, niet naleven
  3. overgankelijk versmaden

Bijvoeglijk naamwoord

stellend vergrotend overtreffend
slight slighter slightest

slight

  1. gering, onbeduidend, onbetekenend of slechts weinig betekenend
    «A slight increase.»
    Een geringe toename.
  2. slank, tenger
  3. oppervlakkig
  4. (m.n. van de zee) kalm, rustig
  5. glad, vlak, effen
  6. (verouderd) inferieur, slecht [1], van lage kwaliteit

Verwijzingen