Nederlands

 
schutsengel
Uitspraak
Woordafbreking
  • schuts·en·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schutsengel schutsengelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schutsengelm

  1. (religie) vermeend hemels wezen dat iets of iemand beschermt
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen