Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·scherm·en·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beschermengel beschermengelen
verkleinwoord beschermengeltje beschermengeltjes

Zelfstandig naamwoord

de beschermengelm

  1. een hemels wezen dat je tegen onheil beschermt, engelbewaarder, wachtengel, bewaarengel
    • Hij moet wel een heel goede beschermengel hebben gehad toen hij ongedeerd uit de geheel verkreukelde auto gehaald werd. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be