schtaatlich

Pennsylvania-Duits

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈʃtaːtlɪç /

Woordafbreking

• schaat·lich

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van [1]:  Schtaat zn  ("status") met het achtervoegsel -lich

Sterke verbuiging	mannelijk enkelvoud	vrouwelijk enkelvoud	onzijdig enkelvoud	meervoud
nominatief	schtaatlicher	schtaatlichi	schtaatlich	schtaatliche
datief	schtaatlichem	schtaatlicher	schtaatlichem	schtaatliche
accusatief	schtaatlicher	schtaatlichi	schtaatlich	schtaatliche

zwakke verbuiging	mannelijk enkelvoud	vrouwelijk enkelvoud	onzijdig enkelvoud	meervoud
nominatief	schtaatlich	schtaatlich	schtaatlich	schtaatliche
datief	schtaatliche	schtaatliche	schtaatliche	schtaatliche
accusatief	schtaatlich	schtaatlich	schtaatlich	schtaatliche

Gemengde verbuiging	mannelijk enkelvoud	vrouwelijk enkelvoud	onzijdig enkelvoud	meervoud
nominatief	schtaatlicher	schtaatlichi	schtaatlich	schtaatliche
datief	schtaatliche	schtaatliche	schtaatliche	schtaatliche
accusatief	schtaatlicher	schtaatlichi	schtaatlich	schtaatliche

Bijvoeglijk naamwoord

schtaatlich

1. deftig, indrukwekkend, imposant, statig

Opmerkingen

• Duits: stattlich
• Engels: grand

Bijvoeglijk naamwoord

schtaatlich

1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van schtaatlich

schtaatlich

1. bepaald nominatief en accusatief enkelvoud stellende trap van schtaatlich

schtaatlich

1. onbepaald nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van schtaatlich