Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Schtaat
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schtaat der Schtaat Schtaate die Schtaate
datief me Schtaat em Schtaat Schtaate de Schtaate
accusatief en Schtaat der Schtaat Schtaate die Schtaate

Zelfstandig naamwoord

Schtaat, m

  1. status
  2. trots
  3. (politiek) gemenebest, statenbond
  4. (politiek) overheid, staat
    «Missouri iss en Schtaat in de Schteets.»
    Missouri is een staat in de Verenigde Staten.
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: Er macht sich en grosser Schtaat draus.
Hij is er erg trots op.
Verwante begrippen
Opmerkingen