• schrik·kel·jaar
  • In de betekenis van ‘jaar dat met een dag verlengd is’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
  • Samenstelling van het verouderde werkwoord schrikken (overslaan) en jaar
enkelvoud meervoud
naamwoord schrikkeljaar schrikkeljaren
verkleinwoord schrikkeljaartje schrikkeljaartjes

het schrikkeljaaro

  1. een jaar met 366 dagen
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]