schelden
- schel·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schelden |
schold |
gescholden |
klasse 3 | volledig |
schelden
- inergatief krenkende of beledigende woorden uitspreken op heftige of ruwe toon
- Hij heeft vreselijk gescholden tegen die mevrouw.
1. krenkende of beledigende woorden uitspreken op heftige of ruwe toon
vervoeging van |
---|
schellen |
schelden
- meervoud verleden tijd van schellen
- Wij schelden.
- Jullie schelden.
- Zij schelden.
- Wij schelden.
- Het woord schelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schelden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schelden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schelden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be