Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheld·par·tij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheldpartij scheldpartijen
verkleinwoord scheldpartijtje scheldpartijtjes

Zelfstandig naamwoord

de scheldpartijv

  1. de keer dat er flink gescholden wordt
    • Toen de jongeman een boete kreeg liep dat uit op een enorme scheldpartij. 
     Dit is allemaal al jaren, decennia soms, bekend. En toch zijn we verrast als mensen zich hier niet thuis voelen, toch verbazen we ons dat racisme méér is dan een bewuste scheldpartij over iemands huidskleur, toch moeten we nog wennen aan het idee dat je geen racist of slecht mens hoeft te zijn om iets racistisch te zeggen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Haro Kraak
    “Waarin zit toch de witte angst om over racisme te praten?” (5 juni 2020), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be