schavot
Niet te verwarren met: schavuit |
- scha·vot
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stellage voor lijfstraf’ voor het eerst aangetroffen in 1340 [1]
- afgeleid van het Franse échafaud [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schavot | schavotten |
verkleinwoord | schavotje | schavotjes |
het schavot o
- (juridisch) een stellage [1] voorzien van een galg of een valbijl waar veroordeelden terechtgesteld worden/werden
- Hij betrad moedig het schavot.
- En daar staan we weer voor de strijd uitgerust, dacht Albert, klaar om het schavot te beklimmen (zo werd de ladder genoemd die ze gewoonlijk gebruikten om de loopgraaf uit te komen, over perspectief gesproken) en dan met het hoofd vooruit op de vijandelijke linies af te stormen. [4]
1. een stellage voorzien van een galg of een valbijl waar veroordeelden terechtgesteld worden
- Het woord schavot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schavot" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schavot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ schavot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be