• exe·cu·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitvoering’ voor het eerst aangetroffen in 1299 [1]
  • Naamwoord van handeling van executeren (met het voorvoegsel ex-) met het achtervoegsel -tie
  • afgeleid van het Franse exécution of daarvoor van het Latijnse 'executie'
enkelvoud meervoud
naamwoord executie executies
verkleinwoord - -

de executiev

  1. (juridisch) uitvoering van een vonnis, tenuitvoerbrenging
    • In de stadsgevangenis [van Cairo] is een beruchte moordenaar terechtgesteld. Onmiddellijk na de executie stierf de beul aan een beroerte.[2] 
  2. (juridisch) de uitvoering van een doodvonnis, terechtstelling
    • Mensen stonden in Savanah buiten op een executie te wachten. 
  3. inbeslagneming en verkoop van iemands bezittingen wegens schuld, gerechtelijke verkoop, executoriale verkoop, executieverkoop
  • uitstel van executie krijgen
nog even uitstel krijgen van iets vervelends dat uiteindelijk toch gaat gebeuren
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. "executie" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Krant: De Maasbode van Zaterdag 17 April 1937 - Ochtendblad - Eerste blad, pagina 2.
    Artikel: Beul na terechstelling overleden. Cairo, 16 April [1937] (Stefani).
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be