[3] Een scharrelaar.
  • schar·re·laar
enkelvoud meervoud
naamwoord scharrelaar scharrelaars
verkleinwoord scharrelaartje scharrelaartjes

de scharrelaarm

  1. iemand met een ongeregeld liefdesleven
    • Keith Floyd was een scharrelaar die steeds weer nieuwe projecten ondernam: baantjes, restaurants, echtgenotes.[3] 
  2. iemand met een ongeregeld werkzaam leven
    • Onder hen waren ook handige scharrelaars, die om een beetje extra geld te verdienen wat koopwaar op de rug meenamen.[4] 
  3. (scharrelaarvogels) bepaald soort vogel, Coracias garrulus   uit de familie van de scharrelaars Coraciidae  
    • De Europese Unie had de dolfijn van Cuvier en de scharrelaar, een zeldzame vogelsoort, voorgedragen. Deze moeten nu ook beter beschermd worden. Van de 32 diersoorten die waren voorgedragen, is alleen de leeuw niet op de lijst gekomen, omdat verschillende Afrikaanse landen dit niet zagen zitten.[5] 
98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. scharrelaar op website: Etymologiebank.nl
  3. Volkskrant Onno Kleyn 15 februari 2017
  4. de Telegraaf JOOP DUIJS 25 apr. 2015
  5. de Telegraaf 07 nov. 2014
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be