scharrelaars
- (IPA in voorbereiding)
- schar·re·laars
- scharrelaar zn met de uitgang -s
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scharrelaars | |
verkleinwoord |
de scharrelaars mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord scharrelaar
- meervoudsvorm als officiële benaming (scharrelaarvogels) Coraciidae een familie van bontgekleurde, middelgrote vogels uit de orde scharrelaarvogels. Het zijn vogels uit streken met een warm klimaat. Er zijn twee geslachten en 12 soorten
- azuurscharrelaar, blauwbuikscharrelaar, blauwkeelscharrelaar, breedbekscharrelaar, dollarvogel, Indische scharrelaar, Indochinese scharrelaar, roodkruinscharrelaar, sahelscharrelaar, scharrelaar, sulawesischarrelaar, vlagstaartscharrelaar, vorkstaartscharrelaar
- grondscharrelaars
- blauwkopgrondscharrelaar, Crossleys grondscharrelaar, gebandeerde grondscharrelaar, geschubde grondscharrelaar, grondscharrelaar, langstaartgrondscharrelaar
- Het woord scharrelaars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.