schamperen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van schamperen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | schamperen | te schamperen | ||||||
toekomend | zullen schamperen | te zullen schamperen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geschamperd | te hebben geschamperd | ||||||
toekomend | geschamperd zullen hebben | geschamperd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
schamperend | geschamperd | ev. schamper |
mv. verouderd schampert |
schampere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | schamper | schampert | schampert | schampert | schampert | schamperen | schamperen | schamperen | |
verleden (o.v.t.) | schamperde | schamperde | schamperde | schamperde | schamperde | schamperden | schamperden | schamperden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal schamperen | zult/zal schamperen | zult/zal schamperen | zult schamperen | zal schamperen | zullen schamperen | zullen schamperen | zullen schamperen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou schamperen | zou schamperen | zou(dt) schamperen | zoudt schamperen | zou schamperen | zouden schamperen | zouden schamperen | zouden schamperen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geschamperd | hebt geschamperd | hebt/heeft geschamperd | hebt geschamperd | heeft geschamperd | hebben geschamperd | hebben geschamperd | hebben geschamperd | |
verleden (v.v.t.) | had geschamperd | had geschamperd | had geschamperd | hadt geschamperd | had geschamperd | hadden geschamperd | hadden geschamperd | hadden geschamperd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geschamperd hebben | zal/zult geschamperd hebben | zult/zal geschamperd hebben | zult geschamperd hebben | zal geschamperd hebben | zullen geschamperd hebben | zullen geschamperd hebben | zullen geschamperd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geschamperd hebben | zou geschamperd hebben | zou/zoudt geschamperd hebben | zoudt geschamperd hebben | zou geschamperd hebben | zouden geschamperd hebben | zouden geschamperd hebben | zouden geschamperd hebben |