schaatsen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van schaatsen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | schaatsen | te schaatsen | ||||||
toekomend | zullen schaatsen | te zullen schaatsen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geschaatst | te hebben geschaatst | ||||||
toekomend | geschaatst zullen hebben | geschaatst te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
schaatsend | geschaatst | ev. schaats |
mv. verouderd schaatst |
schaatse | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | schaats | schaatst | schaatst | schaatst | schaatst | schaatsen | schaatsen | schaatsen | |
verleden (o.v.t.) | schaatste | schaatste | schaatste | schaatste | schaatste | schaatsten | schaatsten | schaatsten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal schaatsen | zult/zal schaatsen | zult/zal schaatsen | zult schaatsen | zal schaatsen | zullen schaatsen | zullen schaatsen | zullen schaatsen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou schaatsen | zou schaatsen | zou(dt) schaatsen | zoudt schaatsen | zou schaatsen | zouden schaatsen | zouden schaatsen | zouden schaatsen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geschaatst | hebt geschaatst | hebt/heeft geschaatst | hebt geschaatst | heeft geschaatst | hebben geschaatst | hebben geschaatst | hebben geschaatst | |
verleden (v.v.t.) | had geschaatst | had geschaatst | had geschaatst | hadt geschaatst | had geschaatst | hadden geschaatst | hadden geschaatst | hadden geschaatst | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geschaatst hebben | zal/zult geschaatst hebben | zult/zal geschaatst hebben | zult geschaatst hebben | zal geschaatst hebben | zullen geschaatst hebben | zullen geschaatst hebben | zullen geschaatst hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geschaatst hebben | zou geschaatst hebben | zou/zoudt geschaatst hebben | zoudt geschaatst hebben | zou geschaatst hebben | zouden geschaatst hebben | zouden geschaatst hebben | zouden geschaatst hebben |