Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Roosteren


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roos·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • vermoedelijk afgeleid van  rooster zn  met het achtervoegsel -en, in de betekenis van ‘op een rooster braden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1715 [1] [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
roosteren
roosterde
geroosterd
zwak -d volledig

Werkwoord

roosteren

  1. overgankelijk, (kookkunst) in de gloed van een vuur of andere warmtebron gaar laten worden
  2. overgankelijk, verkeerstechniek iets op een rooster of raster plaatsen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen