grill
Niet te verwarren met: gril, grille |
- grill
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vleesrooster’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1954 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grill | grills |
verkleinwoord | grillletje | grillletjes |
de grill m
- (huishouden) toestel om vlees door stralende warmte te roosteren voorzien van een braadrooster
- Zout het vlees vlak voordat je het op de grill legt.
- grillelement, grilloven, grillpan, grillrestaurant, grillroom, grillrooster, grillspies, grillstand, grillworst
1.
- Het woord grill staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grill" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "grill" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to grill |
he/she/it | grills |
verleden tijd | grilled |
voltooid deelwoord |
grilled |
onvoltooid deelwoord |
grilling |
gebiedende wijs | grill |
grill
- roosteren
- overdrachtelijk: iemand onderwerpen aan een grondige ondervraging, doorzagen
- «He was grilled by the commission.»
- Hij werd door de commissie goed doorgezaagd.
- «He was grilled by the commission.»
grill
- rooster
- «Cook on the grill»
- Op het rooster klaarmaken.
- «Cook on the grill»