doorzagen
- Geluid: dóórzagen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdorzaɣə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈdo̝rzaχə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdorzaɣə(n)/
- IPA: / ˈdorzaɣə(n) / (3 lettergrepen)
- Geluid: doorzágen (hulp, bestand)
- IPA: / dorˈzaɣə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /do̝rˈzaχə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /dorˈzaɣə(n)/
- IPA: / dorˈzaɣə(n) / (3 lettergrepen)
- door·za·gen
- dóórzagen [1, 2, 3]: samenstelling van door bw en zagen ww
- dóórzagen [1]: vervoegde vorm van dóórzien
- doorzágen: vervoegde vorm van doorzíén
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorzagen |
zaagde door |
doorgezaagd |
zwak -d | volledig |
dóórzagen
- overgankelijk met een zaag in twee stukken verdelen.
- Het viel niet mee de dikke boom door te zagen.
- inergatief eindeloos doorpraten
- En hij zaagde maar door, het was oervervelend.
- overgankelijk eindeloos uitvragen
- Hij werd in dat gesprek flink doorgezaagd.
vervoeging van |
---|
doorzien |
dóórzagen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorzien
- ...dat wij doorzagen.
- ...dat jullie doorzagen.
- ...dat zij doorzagen.
- Dit is het stuk niet dat we eerder doorzagen.
- ...dat wij doorzagen.
vervoeging van |
---|
doorzien |
doorzágen
- meervoud verleden tijd van doorzien
- Wij doorzagen.
- Jullie doorzagen.
- Zij doorzagen.
- Wij doorzagen.
- Het woord doorzagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doorzagen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be